ROMAN. In De belevenissen van Ruben Jablonski beschrijft Edgar Hilsenrath ongezouten de koortsachtige zoektocht van een overlevende van de Shoah naar een normaal leven. Jablonski is Hilsenrath zelf. Maar is het wel mogelijk om een zuivere autobiografie in de vermomming van een zuivere roman te schrijven?
In juli 1938 vlucht de 12-jarige joodse Duitser Edgar Hilsenrath samen met zijn moeder en jongere broer van Halle an der Saale naar Sereth in Roemenië. In die stad in de Boekovina, in de buurt van Czernowitz, vindt hij onderdak bij zijn grootouders. Intussen is zijn vader naar Parijs uitgeweken, in de hoop om daar een Amerikaans visum voor zijn gezin te bemachtigen.
Maar dan worden ze door de oorlog ingehaald. De vader duikt onder in het zuiden van Frankrijk, zijn vrouw en kinderen komen terecht in het getto van Mogilev-Podolski in Transnistrië.
Gruwel en illusies
In elk van zijn legitieme romans heeft Hilsenrath altijd een specifieke oplossing voor zijn thema gevonden.
Zo krijgt de gruwel van de Armeense genocide in het magistrale Het sprookje van de laatste gedachte een magisch aura. In De nazi en de kapper, waar een SS-massamoordenaar zich in Israël als een slachtoffer van de Shoah voordoet, zegeviert dan weer de groteske op glorieuze wijze, terwijl zac…Lees verder
In juli 1938 vlucht de 12-jarige joodse Duitser Edgar Hilsenrath samen met zijn moeder en jongere broer van Halle an der Saale naar Sereth in Roemenië. In die stad in de Boekovina, in de buurt van Czernowitz, vindt hij onderdak bij zijn grootouders. Intussen is zijn vader naar Parijs uitgeweken, in de hoop om daar een Amerikaans visum voor zijn gezin te bemachtigen.
Maar dan worden ze door de oorlog ingehaald. De vader duikt onder in het zuiden van Frankrijk, zijn vrouw en kinderen komen terecht in het getto van Mogilev-Podolski in Transnistrië.
Gruwel en illusies
In elk van zijn legitieme romans heeft Hilsenrath altijd een specifieke oplossing voor zijn thema gevonden.
Zo krijgt de gruwel van de Armeense genocide in het magistrale Het sprookje van de laatste gedachte een magisch aura. In De nazi en de kapper, waar een SS-massamoordenaar zich in Israël als een slachtoffer van de Shoah voordoet, zegeviert dan weer de groteske op glorieuze wijze, terwijl zachtaardige weemoed de hoofdtoon voert in De thuiskomst van Jossel Wassermann, over een joodse fabrikant die aan de vooravond van de Duitse inval in Polen op sterven ligt.
Ten slotte is er Nacht. Hier verdelen de gedeporteerde jood Ranek en het getto de hoofdrol, en scheurt Hilsenrath elke illusie over het menselijke mededogen radicaal aan flarden.
In De belevenissen van Ruben Jablonski kiest Hilsenrath voor een impressionistische aanpak. Hier een vluchtige jeugdherinnering of een bondige schets van het leven in Palestina, daar een korte impressie van zijn gevoelens of een even terloopse opinie over een politieke ontwikkeling: samen roepen ze het beeld op van een man die uit de schaduwen van een traumatisch verleden wil treden, in het heden zijn draai niet vindt en bereid is grote offers te brengen om zijn toekomstdromen waar te kunnen maken.
Daarbij vergeet hij de schrijfles niet die hij door het lezen van Arc de Triomphe van Erich Maria Remarque heeft geleerd. Goed schrijven is hard en realistisch schrijven, "in een nauwkeurige en pakkende taal" en "met korte, krachtige dialogen".
De hoofddroom van Jablonski? Een roman over het getto van Mogilev-Podolski schrijven. Nog voordat hij één woord op papier heeft gezet, vertelt hij overigens al aan iedereen dat hij een schrijver is. Maar wanneer hij de daad bij het woord voegt, levert dat niet meer op dan "een paar onbeholpen zinnen" die hij de volgende dag weer doorstreept. Zijn lerares Hebreeuws is zelfs ontmoedigend eerlijk. "Over het getto kun je geen roman schrijven", zegt ze. Zijn vriend Joseph Lindberg stelt hem echter gerust. "Op een gegeven moment komt het vanzelf en dan zal het uit je stromen als uit een bron."
Behalve door schrijflust wordt Jablonski ook door een onblusbare levenslust verteerd. Die uit zich vooral in een onverzadigbare seksuele drift. De talloze seksuele exploten worden door Hilsenrath onverbloemd op het papier gekwakt, alsof de taal het enige bindmiddel is tussen zijn lichamelijke en geestelijke nood.
Wijsheid van achteraf
Minder geslaagd is de commentaar van Jablonski bij de politieke realiteiten. Zijn scherpe kritiek op de zionisten en de orthodoxe joden is weliswaar te begrijpen. Jablonski is immers ongelovig, en in de idealen van een joodse boerenstaat vindt hij geen soelaas.
Maar nu en dan gebruikt hij wijsheid van achteraf om een stelling te illustreren. Zo zouden de krantenkoppen in Boekarest al in november 1944 geschreeuwd hebben dat er zes miljoen joden waren vermoord. En wanneer hij in 1947 uitroept dat de joden zich met de Arabieren moeten verzoenen omdat de Joodse staat ook een Arabische staat zal zijn, dan klinkt dat zeer verlicht, maar ook verdacht vroegtijdig.
JOSEPH PEARCE ■
Verberg tekst