Op de dag van zijn 70ste verjaardag presenteert Paul Auster ons zijn dikste pil tot nu toe: de monumentale roman 4 3 2 1. Alsof het voor één keer iets meer mocht zijn. Maar is meer ook beter?
Toen Paul Auster zo'n 8 jaar oud was en het baseballstadion verliet na een wedstrijd van de New York Giants, liep hij daar per toeval zijn grote held Willie Mays tegen het lijf. De kleine Auster wist dat deze kans zich wellicht nooit meer zou voordoen en verzamelde daarom al zijn moed en ging het voorwerp van zijn bewondering om een handtekening vragen. Alleen had noch hij noch zijn vader noch zijn moeder een pen bij zich, en moesten ze Mays onverrichter zake laten gaan. Auster heeft het zichzelf nooit vergeven en besloot na die dag nooit nog het huis uit te gaan zonder pen. En zo, vertelt hij graag, is hij schrijver geworden.
Of ze nu waar is of niet, de anekdote bevat veel informatie over de schrijver die Auster zou worden. Auster, vandaag een van Amerika's grootste levende schrijvers, getrouwd met schrijfster Siri Hustvedt, pennenvriend van nobelprijswinnaar J.M. Coetzee en buurman van Jonathan Safran Foer (zouden zij kopjes suiker bij elkaar lenen, of enkel inktlinten van schrijfmachines?), is de auteur van een uniek oeuvre met als weerkerende elementen het toeval, de kracht van verhalen, de Amerikaanse geschiedenis en ja, vaak ook baseball.
Hij heeft met deze ingrediënten een nieuw monumentaal werk geschreven, dat draait rond een vraag die we ons allemaal weleens stellen: wat als? Wat als dit of dat anders was gelopen? Wat met de alternatieve levens die we hadden kunnen leiden? Wat als Auster wel een pen bij zich had gehad? Wat als Willie Mays daar die dag niet geweest was?
Gelijkenissen
Concreet vertelt Auster in 4 3 2 1 vier keer het verhaal van zijn hoofdpersonage Archie Ferguson, maar telkens met kleine variaties, kleine steentjes die tot grote concentrische cirkels in het verhaal uitgroeien.
Ferguson is telkens geboren op 3 maart, 1947 in Newark, New Jersey (Auster zelf is van 7 februari, 1947, waarmee hij min of meer wil zeggen dat er gelijkenissen zijn tussen hem en zijn hoofdpersonage maar dat hij er niet mee samenvalt), zijn ouders zijn in elk van de vier werelden Stanley Ferguson en Rose Adler en in elk verhaal heeft hij warme gevoelens voor ene Amy Schneiderman.
Maar in elke verhaallijn gebeuren de dingen net iets anders en volgen we een andere keten van gebeurtenissen. Het thema wordt maar mondjesmaat meegegeven, een eerste keer wanneer het hoofdpersonage zichzelf overgeeft aan de wat-alsvraag: 'Wat een interessant idee, zei Ferguson bij zichzelf: om je voor te stellen hoe dingen voor hem anders hadden kunnen zijn terwijl hij nog dezelfde was. Dezelfde jongen in een ander huis met een andere boom. Dezelfde jongen met andere ouders. Dezelfde jongen met dezelfde ouders die niet dezelfde dingen deden die ze nu deden. Ja, alles was mogelijk, en dat dingen op de ene manier gebeurden, wilde nog niet zeggen dat ze ook niet op een andere manier konden gebeuren.'
Het toeval bepaalt
Auster is geobsedeerd door die wat-alsvraag. In een interview dat hij over het boek gaf, zei hij dat volgens hem "de realiteit niet alleen het totaal is van de dingen die gebeuren, maar ook van alle dingen die niet gebeuren". De vraag 'wat als' is met andere woorden even belangrijk als 'wat is'. Vandaar ook zijn voorliefde voor het soort momenten in een mensenleven waar het levenspad zich in twee splitst en er (onherroepelijke) keuzes gemaakt moeten worden, kop-of-muntmomenten waarbij de inzet (liefst) alles of niets is.
Zoals Auster het in de roman zelf verwoordt: 'Je hebt maar twee mogelijkheden: de hoofdweg of de B-weg, en die hebben allebei hun voor en hun tegen. Stel dat je de hoofdweg neemt en op tijd bent voor je afspraak. Dan denk je niet meer na over je keuze, toch? En als je de B-weg neemt en je komt op tijd, dan is er ook niks aan de hand, en zul je er de rest van je leven ook niet meer bij stilstaan. Maar nu wordt het interessant. Je neemt de hoofdweg en er zijn drie auto's op elkaar geklapt, het verkeer staat ruim een halfuur vast, en terwijl jij daar in je auto zit, zul je alleen maar aan die B-weg denken en waarom je die niet hebt genomen. Je zult jezelf vervloeken omdat je de verkeerde keus hebt gemaakt, maar hoe weet je nou of het de verkeerde keus was? Kun jij die B-weg zien? Weet jij wat er op die B-weg is gebeurd?'
Voor Auster worden onze levens in niet te onderschatten mate door het toeval bepaald, door kleine gebeurtenissen - een fout gedraaid telefoonnummer in The New York Trilogy, of het rollen van de dobbelstenen in The Music of Chance - die iemands leven een heel andere richting uitsturen. We zijn allemaal vele mogelijke mensen en hoe onze levens uitdraaien en wie we worden, hangt in grote mate af van omstandigheden en toeval.
'Eén van de merkwaardige dingen aan zichzelf zijn, had Ferguson uitgevonden, was dat er meer van hem leken te bestaan, dat hij niet slechts één iemand was, maar een hele verzameling van tegenstrijdige ikken, en dat hij wanneer hij bij iemand anders was, zelf ook steeds anders was.'
Dit aanvoelen, leidt tot de ongelukkig stemmende vaststelling dat we máár één leven hebben, met één lichaam: 'Het vreselijke aan te leven met dat ene lichaam was dat je op eender welk moment slechts één weg kon bewandelen, terwijl er zoveel andere paden waren, die leidden naar zoveel andere bestemmingen.'
Tour de force
Auster heeft dit boek naar verluidt geschreven in een roes, een roes waarin hij drie jaar lang haast zeven dagen op zeven schreef, om aan het eind van elke dag als een zoutzak naast Siri voor de televisie te ploffen. Voor Auster is het naar eigen zeggen het boek dat hij "een leven lang heeft voorbereid". En het is inderdaad een tour de force. Vier romans voor de prijs van één. Vier levens op vier manieren uitgewerkt, waarbij elk detail moet kloppen én overtuigen.
Maar, en dat zit de compactheid van de roman in de weg, bij momenten lijkt het alsof Auster van dit boek in één adem door zijn testament heeft willen maken. Alsof hij de tijd (of zijn tijd) voelt wegtikken, 4-3-2-1, en nog even alles gezegd wil hebben wat hij gezegd wil hebben.
Er zitten bijvoorbeeld opvallend veel autobiografische elementen in het boek, veel schrijverstips ook en, ondanks de bijzondere premisse, is deze roman veel realistischer dan veel van zijn ander werk. Op de een of andere manier voelt het daardoor alsof Auster uit zijn rol is gevallen en vergeten is om in de eerste plaats een heel erg goed boek te schrijven.
4 3 2 1 is dan ook niet zijn beste boek. Met ruim 900 pagina's is het allemaal veel te wijdlopig en behalve het (toch wel prachtige) uitgangspunt zijn de verhaallijnen - zeker voor een Auster - heel erg bescheiden en misschien zelfs wat gewoontjes.
En dan hebben we het nog niet over de verwarring die je als lezer ervaart terwijl je probeert vier verhaallijnen te volgen van gelijkaardige, maar toch niet dezelfde hoofdpersonages.
Maar desalniettemin verdient hij punten voor lef en voor het idee an sich, en laten we wel wezen: ook een mindere Auster is nog altijd een waar genot om te lezen. Dus zet u toch maar in de startblokken om naar de boekhandel te spurten, binnen 4...3....2...
Verberg tekst