Zoönose. Tot redelijk recent leidde dat woord een bestaan buiten de schijnwerpers, als jargon in de medische wereld. En nu is het overal. De Amerikaanse journalist David Quammen noemde het in Trouw onlangs zelfs 'een woord van de toekomst'. Niet zo gek. Zoönose is een ziekte of infectie die van dieren op mensen kan overgaan. Corona, inderdaad, covid-19 begon bij een vleermuis.
Zoönose heeft inmiddels ook de poëzie gehaald. De Vlaamse dichter Paul Demets schreef er een cyclus over, te lezen in 'De hazenklager', een bundel die kort voor de lockdown verscheen. Demets vond zijn inspiratie niet in de crisis, maar in de jaren dat hij plattelandsdichter van de provincie Oost-Vlaanderen was.
Demets, hij kreeg voor zijn vorige bundel 'De klaverknoop' (2018) de Jan Campertprijs, belicht in zijn nieuwe poëzie de verwevenheid van mens, dier, natuur en samenleving.
Dat doet hij met een klinische en tegelijk diep betrokken blik. Klinisch in de ab- st…Lees verder
Zoönose. Tot redelijk recent leidde dat woord een bestaan buiten de schijnwerpers, als jargon in de medische wereld. En nu is het overal. De Amerikaanse journalist David Quammen noemde het in Trouw onlangs zelfs 'een woord van de toekomst'. Niet zo gek. Zoönose is een ziekte of infectie die van dieren op mensen kan overgaan. Corona, inderdaad, covid-19 begon bij een vleermuis.
Zoönose heeft inmiddels ook de poëzie gehaald. De Vlaamse dichter Paul Demets schreef er een cyclus over, te lezen in 'De hazenklager', een bundel die kort voor de lockdown verscheen. Demets vond zijn inspiratie niet in de crisis, maar in de jaren dat hij plattelandsdichter van de provincie Oost-Vlaanderen was.
Demets, hij kreeg voor zijn vorige bundel 'De klaverknoop' (2018) de Jan Campertprijs, belicht in zijn nieuwe poëzie de verwevenheid van mens, dier, natuur en samenleving.
Dat doet hij met een klinische en tegelijk diep betrokken blik. Klinisch in de ab- stracte titels die zijn zeven reeksen van steeds zeven gedichten kregen, 'Liminaliteit', 'Enculturatie', 'Zoöno- se'; geëngageerd in de voorzichtige taal en de langzame beelden waarmee hij die begrippen invulling geeft.
'Liminaliteit' bijvoorbeeld, een overgangsfase als die van kind naar de volwassen wereld, maakt hij via kinderliedjes en kinderspelletjes uiterst concreet. Zijn verstoppertje of blindemannetje wel zo onschuldig? Of spelen uitsluiting en het recht van de sterkste daarin net zo'n belangrijke rol als later, in de volwassen samenleving? Demets werpt de vraag slechts op. Hij doet nadenken, onder meer over hoe de relatie tussen mens en natuur in de loop der tijd verschoven is. Hoe het dier menselijk is gemaakt, en hoe daarmee de aanblik van een haas die gestroopt wordt bijvoorbeeld, nauwelijks nog te verdragen is. "Aan de betonpaal / de haas die hij in het halfhoge gras // getroffen had. Zijn oren gevallen bladeren. / De poten in de lucht alsof hij bad. / Zijn spieren membranen die nog leken na te trillen. / Zijn vacht een jas die snel werd opengeritst." Een 'hazenklager' is overigens een fluitje, dat klinkt als een gewonde haas. Jagers gebruiken het om vossen mee te lokken.
Dat de mens zich boven de natuur verheven acht en wat daarvan gekomen is ('Het veld is een huis waarvan de ramen openwaaien'), is als boodschap uit deze gedichten te filteren. En dat er mensen zijn die zich daartegen teweer stellen, zoals de jonge Greta Thunberg. "Je woede is het bloeden / van de zeeën en aardlagen. // Je kunt het alleen niet stelpen. // Je raapt wat zand op voor je wonde." Maar zwart-wit is het nooit, Demets springt ook in de bres voor de boer en het land dat hem door regels en wetten 'muilkorft' en 'ringeloort'. Dat doet hij zonder spoor van moralisme. De taal doet het werk. Alleen daar kan tijdens een kanotocht een vrouw haast tot dier metamorfoseren.
De natuur is veelkoppig, is idylle en gevaar, is fragiel en weerbarstig. En poëzie is alert: "Langzaam // ga je op in de natuur, gevaarlijk gezelschap."
De Bezige Bij; 86 blz. € 19,99.
Verberg tekst